Baruch/Benedictus -gezegende- zijn naam.
Al moest hij, wat hij kreeg, weer achterlaten:
rijkdom, respect. Men hield hem in de gaten:
uit stiet men hem, middels banvloek en blaam.
Caute (voorzichtig!) zijn devies, het volk infaam:
het schorem, opgehitst, schreeuwt in de straten.
d’ Achterlijkheid rechtvaardigt zich te haten.
Slijp lenzen en Latijn. En sluit stevig het raam.
Paradoxaal is wel zijn ongemeten uitgebreidheid
in denken, diametraal de omvang van een woord.
Nadien -kuchend- het einde. Hoort nog de meid
om -krijs, kroeg en kansel!- zijn ketterij. Hoe ongehoord!
Zó onbegrensd de wereld is, in God ofwel Natuur:
alles noodwendig vrijheid, vloek zegen op den duur.
En in dit prachtige gedicht, lieve mensen, krijgt men toch maar mooi een korte biografie van een 17e eeuwse Portugees-Nederlandse, joodse filosoof, alsmede een uiterst summier overzicht van de inhoud van zijn werk. Alles in klassieke sonnetvorm en met een veelheid aan alliteraties, binnenrijmen en wat al niet meer. Bovendien vormen de beginletters van iedere regel de naam van de eerder aangeduide denker.
Het eerstvolgende gedicht schrijft ik op de binnenkant van het behang.
Copyright Cees Hol