Als rustpunt op het midden van de reis
staat er een toren, nu voorgoed verlaten,
en toont van de vervlogen tijd de gaten:
een stenen leegte als een wak in ijs.
Achter de toren ligt het hard bewijs
dat stof en as eindigt in holle vaten.
Er valt met wat geweest is niet te praten.
Het avondlicht kleurt het verleden grijs.
Maar door de morgenstilte lopen herten
en dansen vlinders laag over het veld.
Er waait een zuidenwind vanuit de verte,
mensen aan vleugels komen toegesneld.
En rond de toren bloeien zonnebloemen,
ik hoor ze één voor één hun namen noemen.
Opmerkingen: de holle vaten zijn 18e eeuwse graven, de mensen aan vleugels zijn paragliders, en mensen kunnen ook (op)bloeien, als zonnebloemen.
Copyright Cees Hol