De golven vieren feest, laten hun reserves varen,
slaan kapot op het basalt, de Noorderpier, verloochenen
wat gangbaar is en was. Vertrouwde dansfiguren verliezen
hun voorspelbaarheid en vervolgen hun weg, de volle vrijheid.
Een onverwachte boost, dan alle remmen los: geven,
nemen, geven, nemen, nemen, nemen. Vooral nemen.
De surfer, ook een danser, z’n torso feilloos afgestemd, feest mee,
pareert hun overmoed, zweeft op de euforie. In volle vrijheid, maar dan!
Vermoeidheid? Overmoed? Onachtzaamheid wellicht? Spartelend,
strijdend -vooral strijdend-, schokkend, speelbal van de golven.
De stoere spanning sijpelt weg uit de tot voor kort nog trotse spieren en
hij verwordt tot buit, als speeltje van een kater. Aldoor, net zo
moordzuchtig, geëscorteerd -gele snavel, rode vlek, loerend oog-
door het gekrijs van meeuwen. Als dodenmars met kraaien.