Vleugels kreeg hij van zijn vader,
houten raamwerk, veren, was.
Om van Kreta weg te vluchten
kwamen die heel goed van pas.
Daedalus riep: ‘Blijf dicht bij me.
Icarus, houd veren droog,
scheer niet laag over de golven,
maar vlieg ook weer niet te hoog’.
Icarus bleef eerst voorzichtig
vliegen aan zijn vaders zij.
Vederlicht wiekten zijn vleugels,
hij voelde zich vogelvrij.
Enthousiast steeg hij steeds verder,
roekeloos, zo hoog hij kon,
en de was begon te smelten,
was als sneeuw weg voor de zon.
Veren dwarrelden uit ’t raamwerk,
Icarus werd vleugellam,
viel als een baksteen in de zee,
waar hij aan zijn einde kwam.
Toch was het niet louter hoogmoed,
’t noodlot was allang bepaald,
toen hij op het gymnasium
bij de zwemles had gefaald.
©Jaap van Oostrum