Frederique
Ze loopt als een dertiger. Stevig en kwiek. Ze is ongeveer één meter vijftig hoog, draagt eerlijk gevonden kleding en gebruikt een paraplu als parasol. Hoe oud ze is? We weten het niet, niemand weet het. Er wordt soms geopperd dat ze de zeventig moet zijn gepasseerd en zelfs de oudere mensen in het dorp weten niet beter dan dat zij er al was. Toch, als ze dichterbij komt, worden we steevast overrompeld door haar jeugdige uitstraling. Met haar portemonnee stevig in de rechterhand en haar paraplu, die als parasol dient, in de linker, zien we haar, minimaal twee keer per dag, op weg gaan naar het dorp. ’s Morgens, om acht uur naar het bakkertje voor haar dagelijkse baquette, ‘s middags naar de alimentation, zeg maar kruidenier. Daarbuiten zien we haar ook nogal eens zitten op het muurtje bij het dagelijkse spelletje pétanque, genietend van de discussies over de posities die zilveren ballen, ten opzichte van een klein rood balletje innemen.
We noemen haar Frederique. Iedereen in het dorp noemt haar Frederique, maar niemand weet of ze werkelijk zo heet, want zij heeft het nooit beaamd. Als men haar iets vraagt, knikt ze vriendelijk, maar zegt niets. ‘Dag Frederique, mooi weer Frederique’, is het dan. Maar ze glimlacht vriendelijk, zwaait steriel met haar vingertoppen uit vingerloze handschoenen, maar loopt zwijgend en in zichzelf gekeerd door.
Wij, mensen van de eenentwintigste eeuw, begrijpen daar niets van. Kan een mens met zó weinig tevreden zijn? Nee, er moet meer aan de hand zijn, het moet een dekmantel zijn, dat is wat wij mensen van de eenentwintigste eeuw dan gaan denken. Je hoort weleens van clochards die in werkelijkheid bulken van het geld. Misschien zit ze als de vrouwelijk Dagobert Duck, buiten de dagelijkse wandelingen die niets kosten, elke dag haar geld te tellen. Misschien runt ze wel een kwaadaardig imperium en geeft ze haar orders wereldwijd via de satelliet. Misschien beheert ze de wietplanten, die in het hele gebied langs de Rhône, tussen de druivenranken zijn gepoot. In al die gevallen speelt ze vrouw Holle, maar is ze in werkelijkheid mademoiselle Doigt-d’Or. (Goldfinger) Haar huisje is gemaakt van stapelmuren en een slordig pannendak, maar dat is om je op het verkeerde been te zetten. Binnen zou je eens moeten kijken. We zien haar daar al zitten in een luxueus ingericht vertrek. Van alle gemakken voorzien. Misschien wel als handlanger van Nicolas Sarkozy is zij degene die de regio voor hem in de gaten houdt, elke dag contact met hem heeft via de rode telefoon. ‘Bonjour Nicolas. Ça va, mon ami? Ecoutez bien, wat ik nu weer gezien heb.’
Zittend in haar fauteuil, in een weinig verhullend negligé, geniet ze van macht en intrige en houdt ze elke beweging in gaten via een megagroot scherm. En als ze trek heeft in een café au lait, knipt ze met haar vingers en komt er een jonge hunk binnen, gekleed in enkel kniebeschermers. Kruipend doet hij wat zij hem opdraagt. Zo nu en dan zoekt hij haar gestrekte hand en dwingt een bemoedigend aaitje over zijn bol af. Goed gedaan garçon, knikt ze dan. Als je maar wel luistert.
© Paul Waterman 2010-06- 23