Onkruid.
Tegenwoordig krijg ik, elke keer als er een fundering uit de grond opwelt en er het bordje ‘SELECTBOUW’ bijstaat, een paniekerig gevoel. Alweer zo’n monsterachtig brouwsel. Als ik het zou moeten omschrijven, dan denk ik aan groot. Ik bedoel dan groot, als bij groot, groter, grootst. Groot en vierkant als bedrijfshallen en kassen. Groot, zonder enige architectonische streling, groot, groter, als bij Olleke Bolleke Rebisolleke. En het worden er steeds meer. Als onkruid schieten ze uit de grond en krijg je het gevoel binnen niet al te lange tijd overwoekerd te worden.
Ik herinner mij die eerste keer nog heel goed, het gebeurde bij ons in de buurt. Na één week stond er ineens een gebouw. Je kijkt even niet en…….! In het geniep neergezet, leek het. Met een wiskundige regelmaat van enkel haakse hoeken. Elke nieuwe module uitgesproken vierkant, waarschijnlijk om het te laten passen in het vorige vierkant. Opschietvierkanten, compleet met vierkante ramen, deuren en hijsogen. Ja ja, ik weet het, het komt uit de fabriek, maar kan het daar dan ook niet blijven?
Maar fantasieloze gebouwen zorgen soms voor gruwelijke fantasieën. Die eerste keer was leuk, we wisten nog niet dat het hier een huis betrof. We dachten aan een pakhuis. Met een enorme entree, waar je zonder problemen met auto en al naar binnen kon. Groot en vierkant, met ruimtes die tot in het kleinste hoekje bruikbaar waren voor stapels vierkante kisten. Maar we gingen twijfelen toen de hijsbalken boven de ramen uitbleven. Dan maar geen pakhuis, dachten we. Bovendien hebben we in het Westland al prachtige, kleurrijke pakhuizen van vóór de oorlog en die staan ook allemaal leeg. Vervolgens ging onze gedachte uit naar een gezondheidskolonie, beheerd door mannen in pijen. Het spijt me echt, maar dat riep het gebouw in ons op. Kinderen, vastgeketend aan een groot weefgetouw. Lange tafels met Formica tafelblad, banken aan weerszijde, tinnen borden, ijzeren bestek en grote, gedeukte pannen, met daarin dampende grijze prut. Colonnes kinderen die, nadat hun voetenboeien zijn losgemaakt van de werkplek, voor hun gezondheid een wandeling naar het strand moesten maken. Bibberend, uitgeteerd, witter dan hun vaalwitte schort en met de ketting, die aan de voetboeien zat in hun tere handjes, verdwenen ze na hun wandeling in stapelbedjes, omdat de dag aan een weefgetouw nu eenmaal vroeg begint. De fantasie die het gebouw teweeg bracht. Het kan verkeren.
Opeens was het huis bewoond. Met een vrachtwagen voor de deur in precies dezelfde vorm: we hadden het niet beter kunnen bedenken. Niet elke kamer had nog gordijnen voor de ramen, maar toch, er zwierven ergens mensen door het gebouw. Weg was onze fantasie. Het was nu echt.
© Paul Waterman 20 – 04 2010