Gecategoriseerd | Ria Brekelmans van der Burg
3 juni 1963 de dood van de (goede) paus Johannes XX111
Geplaatst op 12 juli 2016 door Ria Brekelmans van der Burg
3 juni 1963 de dood van de (goede) paus Johannes XX111.
De chemische uitwerking van medicijnen vermengde zich met de zurige lichaamsgeur van de terminaal zieke. De arts stak een naald in een ampul morfine en boog zich over de paus heen. Na het toedienen van de injectie legde hij de kamerdienaar uit hoe ernstig de situatie was. De paus lag met een asgrauw gezicht en bloedeloze lippen op bed in zijn privévertrek. Tussen zijn gezwollen vingers kronkelde een rozenkrans. Zijn mond bewoog af en toe maar er kwam geen geluid over zijn lippen.
Op een tafel aan het voeteneinde stond een houten kruisbeeld met aan weerskanten van de lijdende Christus twee brandende kaarsen. Een bijbel lag opengeslagen bij een citaat van de opwekking van Lazarus.
In een zijkamer doorzocht een kardinaal nerveus alle laden van een imposant eikenhouten bureau. Er lagen brochures in en een platte doos met indigoblauwe vellen carbonpapier van het merk Talens en enkele met potlood geschreven aantekeningen. Een blikje waar ooit vruchtensnoepjes in had gezeten, zat barstensvol afgeweekte postzegels uit diverse landen die de paus verzameld had in de loop der jaren. Ballpoints en een Gimborn vulpen met een doosje inktpatronen maakten kabaal, toen de kardinaal met een diepe zucht de laatste lade sloot.
Het zoeken had niet het gewenste resultaat opgeleverd. Met een bedrukt gezicht liep hij terug naar het bed.
“Eerwaarde Vader, ik heb het niet kunnen vinden.”
“He..t mo..oet,” prevelde de paus moeizaam. “De engel moet k..omen.”
De kamerdienaar en de arts keken elkaar verbaasd aan.
“Hij ijlt en weet niet meer wat hij zegt. Hij zal het document wel ergens anders neergelegd hebben,” sprak de kardinaal.
De arts luisterde bedenkelijk met de stethoscoop naar de hartslag van de paus.
De paus leed al geruime tijd aan maagkanker. Voedsel kon hij niet meer verdragen en zijn buik leek wel een opgeblazen ballon. Zijn ademhaling kwam telkens met een onregelmatig pufje tussen zijn lippen vandaan. Aan zijn gezicht was af te lezen dat hij veel pijn leed. De arts liep meteen naar het zilveren dienblad met injectienaalden. Eigenlijk mocht hij geen morfine meer toedienen, maar daar stoorde de arts zich niet aan. Hij liet zijn patiënt niet onnodig lijden, zelfs de plaatsvervanger van de Heer niet.
Een paar seconden later was het weer rustig en het enige geluid in de kamer was het tikken van een Zwitserse stoeltjesklok tegen de muur met goudkleurige gewichten. De arts nam weer plaats naast de zieke en al knikkebollend viel hij in slaap.
Het licht was er van het ene op het andere moment. De paus opende zijn ogen tot nauwe spleetjes. Zijn bed was omgeven met het helderste blauw ooit en het mooiste paarsgroene licht scheen er als een stralenkrans omheen.
De donkerharige en blonde engel stapten uit het licht tevoorschijn en namen ieder aan een kant van het bed plaats.
De arts, de kardinaal en de kamerdienaar hadden niets in de gaten. De engelen en het licht konden zij niet waarnemen. De paus herkende één van hen als Lexus. De mannen die uiterlijk eenzelfde gelijkenis vertoonden als waren ze uit een religieus schilderij uit het Louvre gestapt, waren gekleedt in een smetteloos wit ruisend kleed met rondom hun middel een donkerblauwe riem met goudkleurige kwasten. Aan hun voeten staken bruine sandalen.
Lexus stak zijn hand uit en aaide de paus liefdevol over zijn hoofd.
“Eerwaarde Vader, ik ben het Lexus en dit is mijn vriend Virgilius.”
De paus hapte naar adem. Zijn gierende ademhaling trok de aandacht van de kamerdienaar, die meteen van zijn stoel omhoog schoot. “Eerwaarde, rustig maar.”
De paus klampte zich vast aan de pols van de kamerdienaar. “Ik weet waar het document ligt. Haal het, ik wil het in mijn handen voelen. De gevoelige inhoud komt rechtstreeks van de H..eer,” hijgde de paus met het laatste beetje kracht in zijn stem. De arts die ook wakker was geworden stond op.
“Hij zegt dat het document in een kluisje in zijn kledingkast ligt.” De kamerdienaar rukte de dubbele kastdeur open en baande zich een weg langs Christusbeelden, kleding, schoenen, dozen kranteknipsels, kaarten met afbeeldingen van Lourdes, bidprentjes en stapels religieuze tijdschriften. Achter een rechthoekig gerestaureerd schilderij stond een groene kluis, waarvan de naam deels was afgebladderd. Maar toch genoeg om de naam Olivetti te ontcijferen.
Een verroeste sleutel stak er nog in, maar bij het omdraaien sprong het deksel krassend open.
Daar lag het opgerolde perkament waar de paus naar vroeg, met het door Jezus handgeschreven stukje tekst en het doekje met het versteend stukje brood. Het gerafelde met bloed besmeurd stukje stof van het kleed wat Jezus droeg tijdens zijn lijdensweg naar Golgotha, lag op de bodem van de kluis.
De kamerdienaar schikte de inhoud op een dienblad en liet het de paus zien. De zieke was voor een ogenblik heel helder van geest en veerde zelfs even met zijn hoofd op van het kussen. Met een bevende vinger raakte hij de waardevolle voorwerpen aan.
“Ga hier uiterst zorgvuldig mee om, laat het de wereld zien. Benader hiervoor de juiste personen. Het komt van Jezus Christus. Beloof me dat je al deze voorwerpen in het Vaticaan in een vitrine tentoonstelt?”
“Ik beloof het Eerwaarde Vader,” antwoordde de kamerdienaar.
Lexus en Virgilius keken ingespannen toe en knikten naar elkaar.
Met het laatste beetje kracht bad de paus: “Engel van God, die mijn bewaarder zijt, aan wie de Goddelijke Goedheid mij heeft toevertrouwd. Verlicht..bewaar..geleid..en bestuur..mij..”
Nog een laatste diepe zucht en reutelend uitademen.”
“Vader in Uw handen beveel ik..mijn..gee.s..t, Amen.”
De verstarde lijdende uitdrukking op zijn gezicht veranderde naar een glorievolle overgave aan God. De paus was overleden en bevrijdt van alle pijn, zorg en verdriet.
Lexus en Virgilius ondersteunden hem onder zijn armen. De paus bleef enkele seconden boven zijn eigen stoffelijk omhulsel zweven. Daardoor zag hij dat de arts en de kardinaal over hem heengebogen stonden en wanhopig naar zijn hartslag op zoek waren. Er kwamen nog meer kardinalen de kamer binnenstormen en zij schikten zich rondom het bed en baden gezamenlijk op de knieën de rozenkrans voor de zielerust van hun goede paus.
Ria Brekelmans van der Burg
Uit: Engelengeduld – Deel 3 – Dorstige Aarde – Hoofdstuk 12