Mijn zoon geboren in welvaart,
zegt vader trots en blij.
Wat een voorrecht hem gegeven
op te groeien in een land zo vrij
Ik lig in de wieg
allemaal koppen boven mij
geef me lucht mensen
laat me toch even vrij
Ik zit aan tafel
kijk naar moeder opzij
Moet ik morgen weer naar school?
gedverderrie, alweer niet vrij
Ik verprutste een tentamen
na een braspartij
dat wordt een her-examen
dus voorlopig nog geen vrij
Altijd weer dat werk
het lijkt wel slavernij
Druk, druk, zegt m’n baas
Geen tijd voor een weekje vrij
Ik heb een lieve vrouw
ze kietelt in mijn zij
stoort me in mijn boek
wil alwéér dat ik met haar vrij
Drie kinderen om mij heen
een vierde nog in het ei
Jouw beurt om ze bezig te houden,
zegt mijn vrouw. Ik neem een dagje vrij
Ik heb het voor elkaar
tis elke vrijdag dat ik naar de camping rij
en rol daar van het ene in het andere karwei
heerlijk hoor, je voelt je er toch zo vrij
Mijn vrouw en ik
we werken allebei
op zaterdag doe ik het huis
heeft zij met haar vriendinnen vrij
De kinderen zijn volwassen
alweer opa en oma nu, zijn wij
oppassen is derhalve het credo
moeizaam plannen wij zelf een dagje vrij
Eenmaal met pensioen
hoort vrijwilligerswerk erbij
vrijwillig; dat wel
maar niet blijvend-vrij
In het verpleeghuis klinkt gekreun en geschrei
toch mag ik niet mopperen, zeggen zij,
met slechts vijf man,
want het zesde bed is sinds gisteren vrij
Ik lig in mijn kist
Rust in vrede, hoor ik boven mij
maar het is hier benauwd
had ik maar mijn handen vrij
Nu, vele jaren later
moet mijn graf gezwind, voor nieuwbouw opzij
worden mijn stoffelijke resten geruimd
en, gedragen door de wind, ben ik eindelijk vrij
©Ton Zuyderwijk