De dagen zijn flink aan het korten,
’t roestige blad verliest zijn kracht.
Hij ziet het, tracht uit alle macht
nog het verval wat op te schorten.
Maar storm teistert de oude bomen,
bladeren vallen, één voor één.
Hij denkt: ‘Spoedig ga ik ook heen,
het einde is nabij gekomen’.
Dan komt zijn kleinzoon op visite
en roept: ‘Gaan we kastanjes zoeken,
wij tweeën, opa, in het bos’.
Het kind komt in de grijsaard los,
hij doet zijn laarzen over broek en
loopt buiten volop te genieten.
Jaap van Oostrum