Ik ben een druppel
in een brede rivier.
Ik kwam uit een beek
en nu drijf ik hier.
Stroomopwaarts wil ik<
terug naar de bron.
Was ik maar forel,
zodat het echt kon.
Ik ben een forel
en zwem telkens stug
tegen de stroom in
naar de paaigrond terug.
Dan snel weer rivier af
tot vlakbij de kust.
Was ik maar een visser,
dan kwam ik tot rust.
Ik ben een visser,
zit langs de rivier,
tuur naar mijn dobber,
meestal met plezier.
Maar brandt op mijn hoofd
felle zonneschijn,
was ik maar een druppel,
wat fris zou dat zijn.
Ik ben een druppel,
ik stroom zeer gedwee
in een brede rivier
traag richting zee.
Kom daar echt tot rust,
verdamp door de zon
en reis in de wolken
terug naar de bron.
Jaap van Oostrum