
Nu op de noordenwind
de vogels zuidwaarts trekken
trek ik mijn jas wat
dichter om me heen
de hemel voelt zich
net als ik alleen
zonder gezang
in haar vertrekken
Nu in haar rood doorlopen
ogen buien zich vermeien
zijn de mijne
tot de rand gevuld
alleen met liefde
en geduld
kan ik de tijd
laten betijen
Nu zij het morgenrood steeds
later over de daken trekt
de wolken opschudt
en mijn kussen
mij probeert
te sussen
heb ik de wekker
alvast afgezet
Nu ik haar kille winteradem
al kan voelen langs mijn rug
haar hagelstenen
ketsend als kogels
door de lucht
keer ik
net als de vogels
in de lente
pas weer terug.
© Marijke van Geest ~ 2015