Gecategoriseerd | Paul Waterman
WK finale 2010.
Geplaatst op 08 juli 2010 door Paul Vis
WK finale 2010.
‘Stel je een zomerse zondag voor, Julian. Een met een zinderend warme, maar o zo stille straat. Net als iedereen, zitten ook wij, al lang voor aanvang, gespannen voor de televisie. Vijf gezworen kameraden. Vijf strakke torso’s, gehesen in vijf oranje voetbalshirts. Op het puntje van de bank. Vijf gloeiende koppies met maar één kijkrichting: het televisiescherm. De benen stevig op de grond verankerd, de ellebogen op de knieën, de duimen onder de kinnen en de vingers verwachtingsvol in elkaar verstrengeld. Vijf gespannen spierconstructies, klaar om atletisch op te springen bij de doelpunten die zeker gemaakt gaan worden. We zullen ze een poepie laten ruiken. David tegen Goliath, we zijn voor de duvel niet bang, als je dat maar weet. Is er genoeg bier in huis? Ja, er is genoeg. En chips en pinda’s? Ja, die ook. Alles is binnen handbereik, van de wedstrijd hoeven we geen seconde te missen. De volksliederen, de brutale Hollandse koppies, aan alles is te zien dat vrouwe Fortuna aan onze kant is. Voetbal is nu Koning Voetbal, voetbal is waar het om draait. Het fluitsignaal, het balbezit, de techniek. We beseffen ons dat het onze jongens zijn waar de wereld naar kijkt. Ja ja, kijk maar goed, zo doen wij dat hier, denken we vol trots. Er is al direct een goal. We springen op, raken met gemak het plafond, dansen, springen en hossen door de kamer. Nederland staat met één nul voor, Nederland gaat nooit verloren, falderalderiere, falderalderiere. Op tijd stoppen we de polonaise en kruipen weer voor de televisie. Er komt weer een goal, maar nu aan de andere kant, de stand is gelijk. Maakt niet uit, we spelen nog steeds als leeuwen. We zullen ze alle hoeken van het veld laten zien, reken maar van yes.
Toch worden we, naarmate de wedstrijd vordert, stiller en stiller. Het lukt niet, we krijgen de bal maar niet in de pot. Ik praat mijn makkers moed in, maar overtuigend klinkt het niet. Ik pak mijn inmiddels verschaalde glas bier een neem voorzichtig een slokje. Ik wrijf met mijn vingers door mijn haar en kijk, tussen mijn knieën door, naar de grond. Ik sta op, ik moet plassen. Eigenlijk hoop ik dat we zullen scoren als ik even weg ben. Dat zie je wel meer. Ja toch? Je bent er even niet en dan gebeurt er wat. Maar er is niets gebeurd als ik terugkom, de stand is nog steeds hetzelfde. Weer wordt er gescoord en in de kamer is het nu doodstil. We durven elkaar niet meer aan te kijken en zuchten nog maar eens een keer.’
‘Wanneer was dat dan opa?’
‘Dat was de WK finale van 1974 in Duitsland, vent.’
‘Tegen Duitsland? De wedstrijd die we verloren hebben?’
Opa knikt beamend.
‘Maar die zijn er nu al uitgeknikkerd, opa. Door Spanje! Daar hoeven we niet meer bang voor te zijn.’
Opa zucht en gromt. ‘Ja, jammer genoeg wel.’
© Paul Waterman 2010-07-08