Gecategoriseerd | Paul Waterman
Energie
Geplaatst op 17 oktober 2010 door Schrijvers tussen de kassen
Energie Het is een fenomeen dat overal opduikt en je kunt er nog zo tegen zijn: ontlopen lukt niet. We hebben het over windmolens. Landschap ontsierende, opdringerige, door onze strot gedrukte mallemolens, die wind nodig hebben, om het in elektriciteit te kunnen omzetten. Of we nu Frans, Spaans, Duits of Nederlands spreken, men heeft ons verzekerd dat er in windmolens toekomst zit en ik kan geen windrichting opkijken of ik zie ze: de een draaiend, de ander stil als de kruizen op Golgotha. Draconisch? Sorry, ik zie het niet anders.
De lobby voor windmolens is gigantisch sterk, maar de argumenten zijn sterk onzinnig. Er staat altijd wind en dus moeten we die benutten, hoor ik, of: we kunnen het combineren met andere vormen van energie. Bijvoorbeeld het water in de Noorse meren dat omhoog kan worden gepompt, met behulp van windmolens, waarna het gedoceerd naar beneden stroomt. Of: we hebben de Noordzee, waar we het systeem kunnen koppelen aan andere Europese netwerken. Ja maar, denk ik dan, met het huidige aantal molens blijven we toch maar in drie procent van onze behoefte voorzien. De Noordzee volzetten met, alleen al voor ons land benodigde negentigduizend molens, om aan de volle honderd procent te kunnen voldoen, lijkt me volstrekt absurd.
Zo moet ik het niet zien, hoor ik weer. We moeten het gebruiken in samenwerking met de bestaande olie en kolencentrales. Snap ik dat? Nee, ik ben eerder verbijsterd, want wat is dan de grootheid van windenergie? Wat ik zie, is dat drie procent van onze totaalbehoefte op dit moment wordt ingevuld door windmolens en dat het er nu al enorm veel zijn, terwijl het percentage toch niet veel verder komt dan drie procent.
Maar met deze techniek staan we pas aan het begin, zal het volgende argument zijn. Er is nog veel technische uitval en aan de aerodynamica kunnen we ook nog sleutelen.
Goed, moderne mensen willen daar wel in mee, het is misschien mogelijk dat toekomstige molens honderd procent meer capaciteit uit wind kunnen halen: stel het rendement daarom maar op zes procent. En, optimistisch als ik ben, zeg ik: verdubbel dat getal ook maar, want je weet maar nooit wat er voor slimme zaken bijkomen. Dan toch blijft het bij een geringe bijdrage in de totaalbehoefte. Zou het daarom niet veel minder ingewikkeld zijn, als we wat nadachten over de vanzelfsprekende consumptie van energie? Wat meer letten op het gebruik van licht en warmte of van elektrische apparaten? Wat beter nadenken over kilometers, verwarmde terrassen, of vliegvakanties? Alleen daarmee kunnen we de bestaande molens al overbodig maken. Verleden jaar was het energieverbruik, vanwege de crisis, acht procent minder dan het jaar ervoor. Dat ging toch best gemakkelijk? Nu snap ik wel dat we de tijd niet terug kunnen draaien, onze energiebehoefte zal alleen maar toenemen. Laten we daarom in de tussentijd de koe bij de hoorns pakken. Ik bedoel, waar komt al die energie eigenlijk vandaan? Waar vindt het licht, de warmte, wind, regen, eb of vloed, de biobrandstof en aardolie zijn oorsprong? Precies!! Laten we de zon zoeken. Er niet bang voor zijn.
© Paul Waterman 2010-10-13