De kinderwagen

De kinderwagen

Geplaatst op 16 november 2016 door Frans van der Meer

Vandaag wandel ik door het park en geniet van alles wat de lente te bieden heeft, daarbij enigszins bedwelmd door de geur van de bloeiende kruidgewassen, die elk jaar opnieuw met hun schermbloemen mijn neus tot een totaal verstopt orgaan omtoveren. Na een half uurtje slenteren, besluit ik om even een bankje te pakken.

Bankjes bieden tal van mogelijkheden. Bankjes roepen bij mij emoties op. Bankjes zijn gewoon het einde. Hoe ouder het bankje, hoe meer het te vertellen heeft.

Het bankje waar ik voor sta, is gezellig groen gelakt en vrij nieuw. Slechts een hartje met pijl is in de rugleuning gekrast. Marion en Pukkie zijn de namen van de twee geliefden die aan weerskanten van het hart vermeld staan en elkaar eeuwige trouw beloven. Uiterst sentimenteel als ik ben, probeer ik mij een voorstelling te maken onder welke omstandigheden dit tweetal hier op dit bankje samen aan het krassen is geraakt.  De naam Pukkie komt mij wat apart over. Ik doe mijn ogen wat dromerig dicht en denk na: Marion, Pukkie, eeuwige trouw. Bijna val ik in slaap.

Dan klinkt het geluid van wielen en voetstappen op het grindpad. Er komt een jonge vrouw met een kinderwagen aanlopen. Vlak voor het bankje blijft ze staan. Ze taxeert mij en besluit om aan de andere zijde van het bankje plaats te nemen. Met een hoofs knikje wenst zij mij terloops een goede morgen.

‘Zo, daar zijn we weer op ons bankje lieverd’, zegt zij tegen de kinderwagen. Vanuit de kinderwagen komt geen antwoord. Ik kijk eens naar de kinderwagen: prachtig doek en roestvrij staal. Elk wiel is onafhankelijk geveerd; daar kan mijn fiets niet tegenop. Kortom, een en al luxe. Ik probeer een praatje te maken en merk op dat het een mooie kinderwagen is.

Geen antwoord.

De vrouw negeert mij volkomen. Haar volle aandacht is op de kinderwagen gericht. Ze slaat voorzichtig een paar dekentjes weg en begint te praten: ‘Heeft mama zo lekker gewandeld met jou? Heb je het niet koud, schat?’

Uit haar tas haalt zij een pakje koekjes en begint het aan het − tot op heden voor mij niet zichtbare − kind te voeren. Als zij daar mee klaar is, verschijnt er een schattig zwart krullenkopje boven de rand van de kinderwagen. Die krullenbol is niet helemaal in overeenstemming met moeders haardracht. De vrouw brabbelt vrolijk verder: ‘Als we straks naar huis gaan, mag je lekker in de tuin spelen. Hier gaan we niet lopen, want hier is alles zo vreselijk vies voor jou.’ Ze aait over de krullenbol. Ik ben vertederd, tegen zoveel liefde kan geen mens op. ‘Wil je nog een lekker koekje van mama, liefje? Jij bent mama’s allerliefste schatteboutje.’

Iets in mij begint wat onrustig te worden. Ik kijk haar eens goed aan. Nog steeds komt er geen geluid uit de kinderwagen. Ik begin steeds nieuwsgieriger te worden. Hoe oud is dat kind dat geen kik geeft, koekjes eet, maar volgens mij niet veel groter dan een baby is.  Voorzichtig schuif ik iets naar haar toe om wat meer zicht op het kind te krijgen. De vrouw kijkt mij furieus aan. ‘U houdt toch wel afstand, hè?’

Beledigd en verrast, schuif ik terug. ‘Neem mij niet kwalijk dame, ik was alleen maar nieuwsgierig naar die lieve baby van u.’

Als door een wesp gestoken, springt ze met een kreet op en schreeuwt met een gezicht waar de uiterste walging van af te lezen is: ‘Baby, niets baby, mijn kindje is geen baby.’

Door haar geschreeuw is haar schatteboutje blijkbaar wakker geworden. Vanuit de kinderwagen klinkt ineens een luid gekef en worstelt een, in een tuigje vastgeklonken, hondenlijfje zich in wanhoop rond om weg te komen. Tevergeefs. Met haar smorende liefde drukt zij de dekentjes stijf en strak om het hondje heen. ‘Zoet maar, liefje, mama gaat gauw bij die enge babyzieke meneer weg. Jij bent mama’s schatje en niet zo’n vieze gladde blèrende roze baby. Lekker Pukkie van me.’ Woest rent zij het pad af.

Compleet van slag, blijf ik achter. Wat is er gebeurd. Komt dit door die schermbloemen? Heb ik gedroomd?

Ik weet het niet meer.

Een hond in een kinderwagen?

Mama’s schattebout?

Pukkie?

Dan kijk ik nog eens naar de rugleuning van de bank:

Marion en Pukkie voor eeuwig.

 

 

Ik ben nooit meer op dit bankje gaan zitten.

 

©Frans van der Meer

12 november 2016

Frans van der Meer

Over

Frans van der Meer, geboren in 1944, heeft een opleiding in de administratieve sector, met name op het gebied van testen van computerprogramma’s. Van jongs af aan is hij geboeid geweest door verhalen. Zo was het vanzelfsprekend dat zijn kinderen iedere avond voor het slapen gaan zelfverzonnen verhaaltjes te horen kregen. Nu hij kleinkinderen heeft, heeft hij besloten om van enkele verhalen een boek te schrijven. Zijn eerste boek is ‘Wouter van ’t Woudt’, waarin een kleine mus de meest dwaze avonturen beleeft.

Lees alle berichten van:

Laat een reactie achter

Onze Sponsoren-Partners

OPMERKING:

Alle Proza en Poezië op deze site is auteursrechtelijk beschermd, en mag alleen met schriftelijke toestemming van de auteur elders gepubliceerd worden.

LIKE ONS OP FACEBOOK:

Laatst toegevoegde uitgave

  • Beste mensen, Hierbij de link naar de livestream van de presentatie van de erotische dichtbundel Vertalersweelde in het kielzog van (en als ode aan) de …Bekijk alle details
  • Het vermoeden van oorlog

    Het vermoeden van oorlog

    De bundel Het vermoeden van oorlog draagt de naam van het titelgedicht, waarmee Alleblas in 2020 de landelijke Plantage Poëzieprijs won. Het is  een reflectie …Bekijk alle details

Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van de laatste nieuwtjes , meld u hier aan dan ontvangt u
onze nieuwsbrief.
* = verplicht veld