Gecategoriseerd | Dennis Koopman
Jimi Hendrix
Geplaatst op 10 januari 2015 door Dennis Koopman
Al lang vóór die ukelele, met die ene snaar
verlangde hij naar een gitaar;
tastbaar, kwetsbaar, vol beweging, bloot,
bood het zowel redding als gevaar
De snaren op een echte gitaar
openden een wereld die hij was vergeten.
Akoestisch leerde hij wat hij niet langer mocht weten.
Hij kon al praten, nu leerde hij spreken,
in kleuren: blauw, groen, rood, paars, oranje, geel.
Zijn gitaar werd een penseel
waarmee klanken als vleugels werden uitgestreken.
Zelfs als zijn gitaar buiten bereik was, buiten zijn zicht,
lokte hij uit tot een gesprek, zond hij hem bericht
van wat er verzwegen sluimerend ronddwaalt in zijn geest,
van wat veel te verlegen verscholen is geweest.
Hij zocht hij grip op de sterren, zicht op het duister
en de snaren op die eerste echte gitaar
waren te intiem voor de boodschap van zijn keuze.
Elektrisch werd zijn evangelie een melodieuze.
Eindelijk was daar wat hij altijd al wilde zeggen,
altijd al verzon
maar nooit durfde te verwoorden,
omdat niemand het ooit hoorde,
omdat hij er de taal niet voor vinden kon.
Nu spreekt hij een taal die iedereen verstaat:
gevoelig, euforisch, dierlijk, hartstochtelijk of kwaad.
Tegen zijn moeder, in het hiernamaals aan ’t verdwalen,
zegt hij dat hij haar zo dolgraag dichterbij wil halen.
Tegen zijn vader, wiens vroegere daden hij veracht,
zegt hij dat hij – toch – nog steeds op zijn erkenning wacht.
Tegen zijn broer, voor wie hij door het vuur wil gaan,
zegt hij streng: “Ga nu maar op je eigen benen staan.”
Tegen elke vrouw, door hem bemind of nog te beminnen,
stamelt hij: “Ik wil eindeloos opnieuw beginnen.”
Tegen de wereld, zo grauw verdeeld in zwart, en wit
zegt hij: “Laat de frisse regenbogen zien die je bezit.”
Tegen de nachtmerries, gister in zijn dag verborgen,
schreeuwt hij dat hij hen verenigen wil met de dromen van morgen.
Tegen zijn depressies, zijn angsten, zijn donkere wolken,
lacht hij dat ze vol licht en onbewust zijn levenslust vertolken.
Tegen zijn verslavingen, een onverzadigbaar tekort
fluistert hij dat hij, dit keer, hun heer en meester wordt.
En tegen zijn gitaar streelt hij agressief
met die twee zo veel geprezen handen:
Dat het alles is wat hij vast wil houden, los wil laten
Zwijgend zal hij ermee blijven praten
tot zijn vingers blauw zijn, tot zijn vingers branden.
Maar zelfs met alle snaren van al zijn gitaren
blijft er een gebrek in het gesprek,
een woord dat zijn gitaar ontwijkt,
een klank die niemand nog kon maken
en het risico dat dat ene geluid voor altijd kwijt zal raken.
En altijd die gedachte, ondanks het gemis:
“Het gesprek zal doorgaan als hij er niet meer is.”
©Dennis Koopman