Harry is het prototype van een filosoof van de koude grond. Ofschoon hij nog
nooit een boek over filosofie ter hand heeft genomen, hij leest geen ‘drukwerk’
omdat dat slecht is voor zijn ogen, weet hij zijn toehoorders telkens te imponeren
met niet te controleren wijsheden. Hij poneert zijn stellingen bij voorkeur op een
laat uur in het café omdat hij zich dan omringd weet van benevelden van wie hij
geen weerwoord hoeft te vrezen. Want daar houdt Harry niet van. Om die reden
is hij ook gescheiden. Zijn vrouw ruilde na tien jaar huwelijk haar jawoord in voor
een weerwoord. Sedertdien woont Harry alleen op zijn boerderij in de
Noordoostpolder, waar hij aardappelen en suikerbieten teelt. Elk weekeinde
reisde hij af na de grote stad om te jagen op vers vrouwelijk schoon. Meestal
leverde de jacht hem niets op. “Omdat de vrouwen me niet moeten”, zei hij toen
ik hem weer eens tegenkwam in het café.
“Waarom niet?” vroeg ik
“Wat denk je?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Omdat ik een boer ben”, vervolgde hij. “De vrouwen willen geen boeren. Maar
daar heb ik wat op gevonden.”
Harry zweeg even om de spanning op te voeren.
“Nou”, drong ik aan.
Hij nam een flinke teug van zijn bier, haalde zijn neus op en keek mij veelbetekend
aan. “Ik ben lid geworden van een Solexclub. Bij ons in de polder.”
“Oh”, zei ik neutraal.
Harry slaakte een diepe zucht. “Je begrijpt er weer helemaal niets van. Op de Solex
word je één met de natuur om je heen. Dat komt omdat hij langzaam rijdt. En
door het spinnen van het motortje raak je ontspannen.”
“Ik begrijp het”, zei ik. “En als je ontspannen bent komen de vrouwtjes als
vliegen op de stroop op je af.”
Harry keek mij aan alsof hij water zag branden. “Met vliegen en stroop heb ik
niets. Maar als een vrouwtje nu vraagt wat ik doe, zeg ik dat ik Solex rijd.
En dat vinden zij altijd heel interessant. Ik doe iets wat andere kerels niet doen.
En daar gaat het bij vrouwen om. Ze willen altijd iets aparts. Het is hetzelfde als
met kleren. Iedere vrouw wil er anders uitzien dan de anderen.”
Harry nam een flinke slok van zijn bier. Hij genoot er zichtbaar van dat ik even geen
weerwoord had.
“Ik heb vroeger ook een Solex gehad”, vertelde ik om toch het gesprek gaande
de houden. “Mijn broer had hem opgevoerd. Hij reed zestig!”
Harry’s ogen flikkerden op. “Zestig?” herhaalde hij enthousiast. “Kun je zo’n
ding makkelijk opvoeren?”
“Dacht ik wel”, zei ik quasi deskundig.
Onlangs bereikte mij het bericht dat Harry met een opgevoerde Solex in de
sloot was gereden. Zijn vrouwelijke duopassagier, die hij recent aan de haak
had geslagen, was nog net op tijd van het vehikel gesprongen. Zij had het
ter plaatse uitgemaakt.
Gé Ansems (c)
Deze column is eerder verschenen in de voormalige Haagsche Courant en in het
magazine ‘Bromfiets’