Geplaatst op 28 april 2015 door Schrijvers tussen de kassen
Kunnen we weten wat zich afspeelt in de kassen van handelskwekerij “JUNGLE EXPERIENCE”, het bedrijf van Philip de Ruijver? Kunnen we de wereld kennen achter deze façade van glas? Via de Bloemenveiling komen de meeste planten uit zijn kassen bij jou in huis of in de tuin terecht en kun je ervan op aan dat de plant dezelfde plant is die op het kaartje staat vermeld. Toch komen niet al zijn producten op die manier op de markt: verre van dat. Een gedeelte ervan gaat direct van kweker naar klant. Producten met namen als: Filamentosa, Flaccida, Lophophora en Cordyline worden met wettige vrachtpapieren over heel Europa verspreid en afgeleverd op, voor ons, onbekende adressen.
Maar is Dracaena wel Dracaena? Is Coffea Arabica wel de koffieplant Coffea Arabica? Jij en ik weten het niet! Glas is niet altijd glashelder.
Deze thriller vertelt u een op waarheid berustend verhaal.
Deze Thriller kunt u aanschaffen bij de meeste boekhandels in het Westland of bestellen via deze link.
Geplaatst op 05 maart 2012 door Schrijvers tussen de kassen
Iedereen van 16 jaar en ouder die tijdens de Boekenweek lid wordt van Bibliotheek Westland kan kiezen uit een van de beide Westlandse Juweeltjes die zijn geschreven door Paul Waterman en Cees van der Pol. Het Westlands Juweeltje is ontwikkeld en uitgegeven door: Bruna De Lier, Bruna Hoek van Holland, Bruna Van den Bos Naaldwijk en Bruna Monster.
De Juweeltjes hebben als doel de Westlander en iedereen daarbuiten kennis te laten maken met Westlands schrijverstalent. In 2009 gaven de Bruna’s in het Westland het eerste Westlands Juweeltje uit. De schrijver hiervan is Paul Waterman en het Juweeltje heeft de titel ´Zoutwatervrees´. Het tweede Juweeltje verscheen in 2011. Cees van der Pool heeft het geschreven en het heet ´Zo zijn we er niet meer´. U kunt zo kennis maken met Westlands schrijftalent.
Word lid van de bibliotheek tijdens de Boekenweek en ontvang dit unieke geschenk.
Geplaatst op 14 november 2010 door Schrijvers tussen de kassen
Laten we ons energieverbruik nu eens nagaan tot zo’n vijftig jaar terug. Wat gold toen als alledaags voor veel mensen. Het is geen tijd om naar te verlangen, maar we kunnen er ons wel aan spiegelen. In 1956 hadden we de deur van ons woninkje, aan de Kipstraat in Kwintsheul, definitief dichtgetrokken. Een jaar ervoor was ons gezin uitgebreid naar veertien kinderen en sliepen we, voor zover ik me kan herinneren eigenlijk overal, maar vooral ook dicht tegen elkaar. Toen, in 1956 dus, was er opeens (in mijn beleving) die nieuwbouwwoning, in een straat met straatlantaarns en stoeptegels in de poort. Wat een luxe, wat een weelde. Geen vocht en schimmel meer in huis, geen krantenpapier meer in kieren, geen waskitten op het vuur en niet meer die wekelijkse wasbeurt, als zoveelste kind in de zinken teil vóór het aanrecht. Vergeet dat soort narigheid, Drees had zijn naoorlogse werk erop zitten en Nederland was volop bezig de oorlogsschade te herstellen. We starten bij het jaar 1960: Wateringen. Drie kinderen waren inmiddels getrouwd, er sliepen er nog elf thuis.
Het was een ruim huis, waarin de huiskamer het enige verwarmde vertrek was. De kolenkachel werd een uur vóór bedtijd getemperd, zodat het huis op een willekeurige wintermorgen was afgekoeld naar koelkastwaarden. De koelkast zelf was er nog niet. Daarvoor diende de kelder onder de trap. De etenswaren in die kelder waren niet verpakt in vacuüm getrokken plastic, maar werden opgeslagen in potten, pannen, kistjes en bakjes. Dit resulteerde in maar één volle vuilnisbak in de week. Verder aten we wat het seizoen ons gaf en groeide dit binnen een cirkel van tien kilometer. Het eten werd gekookt op een tweepits gaskomfoor, met het petroleumstelletje als “slow cooker” en warmhouder. Mixen en kloppen deed mijn moeder met de garde, om te mengen moest ze roeren en schudden en voor de stamppot gebruikte ze haar stamper. De vaat ging in een teiltje, koffie werd opgegoten met een keteltje gekookt water en voor de dorst was er het water uit de kraan. In dit nieuwe huis was ook een douchecel. Met warm water uit de kraan en een matje op de granito vloer tegen koude voeten. De wasmachine, die er ook een plek had, draaide op de vaste, wekelijkse dag die met ‘maan’ begint, waarna de was via de handbediende wringer op de waslijn belandde. De enige verlichting die ’s avonds werd gebruikt, was de lamp boven de tafel. De radio op het dressoir was de poort naar buiten, zij het beperkt tot dat wat de K.R.O wenste uit te zenden. De afstand naar school legden we lopend af, evenals onze jaarlijkse, eendaagse vakantiebestemming naar het Monsterse strand. Verder werden de schoenen verzoold, was mijn auto gemaakt van glaskistenplankies en kon ik het woord “vliegmachine” al foutloos schrijven. Het serieus rollende materieel bestond uit één fiets, in volle eigendom van mijn vader. Daarmee fietste hij naar zijn werk en declareerde vervolgens het buskaartje bij zijn baas. Oh ja, mijn moeder had sinds kort een stofzuiger.
Geplaatst op 17 oktober 2010 door Schrijvers tussen de kassen
Energie Het is een fenomeen dat overal opduikt en je kunt er nog zo tegen zijn: ontlopen lukt niet. We hebben het over windmolens. Landschap ontsierende, opdringerige, door onze strot gedrukte mallemolens, die wind nodig hebben, om het in elektriciteit te kunnen omzetten. Of we nu Frans, Spaans, Duits of Nederlands spreken, men heeft ons verzekerd dat er in windmolens toekomst zit en ik kan geen windrichting opkijken of ik zie ze: de een draaiend, de ander stil als de kruizen op Golgotha. Draconisch? Sorry, ik zie het niet anders.
De lobby voor windmolens is gigantisch sterk, maar de argumenten zijn sterk onzinnig. Er staat altijd wind en dus moeten we die benutten, hoor ik, of: we kunnen het combineren met andere vormen van energie. Bijvoorbeeld het water in de Noorse meren dat omhoog kan worden gepompt, met behulp van windmolens, waarna het gedoceerd naar beneden stroomt. Of: we hebben de Noordzee, waar we het systeem kunnen koppelen aan andere Europese netwerken. Ja maar, denk ik dan, met het huidige aantal molens blijven we toch maar in drie procent van onze behoefte voorzien. De Noordzee volzetten met, alleen al voor ons land benodigde negentigduizend molens, om aan de volle honderd procent te kunnen voldoen, lijkt me volstrekt absurd. Zo moet ik het niet zien, hoor ik weer. We moeten het gebruiken in samenwerking met de bestaande olie en kolencentrales. Snap ik dat? Nee, ik ben eerder verbijsterd, want wat is dan de grootheid van windenergie? Wat ik zie, is dat drie procent van onze totaalbehoefte op dit moment wordt ingevuld door windmolens en dat het er nu al enorm veel zijn, terwijl het percentage toch niet veel verder komt dan drie procent. Maar met deze techniek staan we pas aan het begin, zal het volgende argument zijn. Er is nog veel technische uitval en aan de aerodynamica kunnen we ook nog sleutelen. Goed, moderne mensen willen daar wel in mee, het is misschien mogelijk dat toekomstige molens honderd procent meer capaciteit uit wind kunnen halen: stel het rendement daarom maar op zes procent. En, optimistisch als ik ben, zeg ik: verdubbel dat getal ook maar, want je weet maar nooit wat er voor slimme zaken bijkomen. Dan toch blijft het bij een geringe bijdrage in de totaalbehoefte. Zou het daarom niet veel minder ingewikkeld zijn, als we wat nadachten over de vanzelfsprekende consumptie van energie? Wat meer letten op het gebruik van licht en warmte of van elektrische apparaten? Wat beter nadenken over kilometers, verwarmde terrassen, of vliegvakanties? Alleen daarmee kunnen we de bestaande molens al overbodig maken. Verleden jaar was het energieverbruik, vanwege de crisis, acht procent minder dan het jaar ervoor. Dat ging toch best gemakkelijk? Nu snap ik wel dat we de tijd niet terug kunnen draaien, onze energiebehoefte zal alleen maar toenemen. Laten we daarom in de tussentijd de koe bij de hoorns pakken. Ik bedoel, waar komt al die energie eigenlijk vandaan? Waar vindt het licht, de warmte, wind, regen, eb of vloed, de biobrandstof en aardolie zijn oorsprong? Precies!! Laten we de zon zoeken. Er niet bang voor zijn.
Geplaatst op 11 oktober 2010 door Schrijvers tussen de kassen
Benodigdheden: een auto, een tent, een luchtbed, een koelbox op twaalf volt, twee stoelen en een tafel, een TomTom en een iPhone of verwant apparaat. “Moderne Bedoeïenen”, noemen we ons ironisch. Het begon verleden jaar. Het was warm in augustus en als ik zeg ‘warm’, dan bedoel ik, méér dan veertig graden. ‘Is dit leuk?’ Nee, dit is niet leuk, sprak haar gezicht. Ze stelde voor, om het tentje, dat we vijftien jaar geleden hadden gekocht, uit de verpakking te halen: alles was beter dan deze hitte. Ooit – we waren nog een stuk jonger – hadden we het tentje in een onbezonnen bui gekocht. Maar de verpakking is al die tijd dicht gebleven, de drang diende zich niet meer aan, sterker nog, we waren de tent glad vergeten. Nu ging de achterklep van de auto open: wat hadden we zoal nodig, wég wilden we. De benodigde spullen werden ingeladen en nog diezelfde dag verlieten we het Rhônedal, het avontuur tegemoet.
Het werd een trip om nooit te vergeten. De route leidde ons door de prachtigste stukjes Frankrijk, de lunch gebruikten we in het veld, op de meegebrachte stoeltjes met tafeltje, de richting die we kozen, werd bepaald door ‘Meteo France’, op de iPhone en de Franse gemeentecampings vonden we met behulp van de Tom Tom. Door ons op deze manier te laten leiden, bereikten we de Atlantische kust, waar het een stuk aangenamer was. Bij de terugreis raadpleegden we opnieuw de iPhone voor het weerbericht en zie, in de Pyreneeën spookte het. Dan maar niet door de Pyreneeën en we stelden onze Tom Tom in op een route door de Dordogne. Zo kwamen we, zonder zoeken en dwalen, geheel verfrist, voldaan en stukken jonger thuis.
Dit jaar zijn we niet weggegaan vanwege de hitte, maar waren we gewoon nog vol van verleden jaar. Baskenland werd het doel. Een streek die loopt vanaf Pau naar Biarritz en, over de grens met Spanje, tot aan Pamplona en Burgos. We hebben wel wat aanpassingen aan ons materieel doorgevoerd, een avontuur hoeft nog geen ontbering te zijn. Eén daarvan was de tent, die moest een slagje groter. Als je op mijn leeftijd ’s nachts naar het toilet moet, (en dat moeten mensen van mijn leeftijd), valt dat in een té kleine tent niet mee. Dan kan het zomaar zijn dat je hem, onbedoeld, meeneemt op je rug, zodat je partner onder de blote sterrenhemel achterblijft. Daar komt bij dat tenten tegenwoordig heel slimme constructies zijn. Je gooit ze op de grond en het komt omhoog in de vorm die je kent van de foto: alleen nog de schoorlijnen vastmaken en je kunt erin, wéér een gemak rijker. Toch blijft de romantiek van het kamperen bestaan. Je komt wanneer het tijd is en je gaat weg als je alles hebt gezien. Is er eigenlijk een wezenlijk verschil tussen avontuur en romantiek?, vraag ik me af. In ieder geval geldt voor beiden: het moet nieuw en/of onverwacht zijn. “Verrassend”, kun ook je zeggen.
Alle Proza en Poezië op deze site is auteursrechtelijk beschermd, en mag alleen met schriftelijke toestemming van de auteur elders gepubliceerd worden.
LIKE ONS OP FACEBOOK:
Laatst toegevoegde uitgave
Beste mensen, Hierbij de link naar de livestream van de presentatie van de erotische dichtbundel Vertalersweelde in het kielzog van (en als ode aan) de …Bekijk alle details
De bundel Het vermoeden van oorlog draagt de naam van het titelgedicht, waarmee Alleblas in 2020 de landelijke Plantage Poëzieprijs won. Het is een reflectie …Bekijk alle details