Geplaatst op 15 augustus 2015 door Jaap van Oostrum
Ik ben een druppel
in een brede rivier.
Ik kwam uit een beek
en nu drijf ik hier.
Stroomopwaarts wil ik<
terug naar de bron.
Was ik maar forel,
zodat het echt kon.
Ik ben een forel
en zwem telkens stug
tegen de stroom in
naar de paaigrond terug.
Dan snel weer rivier af
tot vlakbij de kust.
Was ik maar een visser,
dan kwam ik tot rust.
Ik ben een visser,
zit langs de rivier,
tuur naar mijn dobber,
meestal met plezier.
Maar brandt op mijn hoofd
felle zonneschijn,
was ik maar een druppel,
wat fris zou dat zijn.
Ik ben een druppel,
ik stroom zeer gedwee
in een brede rivier
traag richting zee.
Kom daar echt tot rust,
verdamp door de zon
en reis in de wolken
terug naar de bron.
Jaap van Oostrum
Geplaatst op 24 maart 2015 door Jaap van Oostrum
Vleugels kreeg hij van zijn vader,
houten raamwerk, veren, was.
Om van Kreta weg te vluchten
kwamen die heel goed van pas.
Daedalus riep: ‘Blijf dicht bij me.
Icarus, houd veren droog,
scheer niet laag over de golven,
maar vlieg ook weer niet te hoog’.
Icarus bleef eerst voorzichtig
vliegen aan zijn vaders zij.
Vederlicht wiekten zijn vleugels,
hij voelde zich vogelvrij.
Enthousiast steeg hij steeds verder,
roekeloos, zo hoog hij kon,
en de was begon te smelten,
was als sneeuw weg voor de zon.
Veren dwarrelden uit ’t raamwerk,
Icarus werd vleugellam,
viel als een baksteen in de zee,
waar hij aan zijn einde kwam.
Toch was het niet louter hoogmoed,
’t noodlot was allang bepaald,
toen hij op het gymnasium
bij de zwemles had gefaald.
©Jaap van Oostrum
Geplaatst op 06 februari 2015 door Jaap van Oostrum
Een haan vroeg aan
een scharrelkip:
‘Is ‘t goed dat ik
vannacht langswip?’
‘Graag’, zei de kip,
‘maar vind je mij?
‘k Logeer hier in
een legbatterij’.
©Jaap van Oostrum
Geplaatst op 14 oktober 2013 door Jaap van Oostrum
De dagen zijn flink aan het korten,
’t roestige blad verliest zijn kracht.
Hij ziet het, tracht uit alle macht
nog het verval wat op te schorten.
Maar storm teistert de oude bomen,
bladeren vallen, één voor één.
Hij denkt: ‘Spoedig ga ik ook heen,
het einde is nabij gekomen’.
Dan komt zijn kleinzoon op visite
en roept: ‘Gaan we kastanjes zoeken,
wij tweeën, opa, in het bos’.
Het kind komt in de grijsaard los,
hij doet zijn laarzen over broek en
loopt buiten volop te genieten.
Jaap van Oostrum